In het Nationaal Energieakkoord voor duurzame groei is afgesproken om in 2023 in totaal zestien procent hernieuwbare energie te realiseren. Om aan de doelstellingen van het Parijs-akkoord te voldoen moet tachtig tot 95 procent aan CO2-reductie gerealiseerd zijn in 2050. In de komende kabinetsperiode - én mogelijk ook een periode na realisatie van de doelen uit het Energieakkoord - zal hernieuwbare energie gesubsidieerd moeten worden. Grondvergoedingen maken onderdeel uit van de kostprijs van energieproducenten en maken dus onderdeel uit van die subsidieregeling.

Uitgaande van de resterende opgave van 2.700 MW bedraagt het budgettaire beslag van grondvergoedingen bij (alleen) ‘wind op land’ ongeveer 383 miljoen euro voor in de periode 2017 tot en met 2019. Het belangrijkste instrument dat het kabinet momenteel heeft om dit te financieren is de SDE+. De huidige opschalingsregeling SDE+ subsidieert de onrendabele top (het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs) van hernieuwbare energieproducenten.

In 2017 is twaalf miljard euro aan verplichtingenruimte beschikbaar voor de reguliere SDE+ en 4,7 miljard euro voor een aparte tender van ‘Wind op Zee’. De kasuitgaven aan de SDE+ bedragen naar verwachting circa 3,2 miljard euro in het jaar 2023 en lopen daarna af. Zo valt te lezen in de Taakopdracht IBO Grondvergoeding Energievoorzieningen. De hoofdvraag van het IBO luidt: Welke alternatieven ten aanzien van vergoedingen voor grondgebruik bij hernieuwbare energietechnieken zijn er en wat zijn de voor- en nadelen van ieder van de alternatieven?

Grondvergoedingen

Op dit moment bestaat er nog veel onduidelijkheid over de hoogte en de spreiding van de grondvergoedingen voor windturbines op land en de invloed van de component hiervoor in het basisbedrag van de SDE-subsidie. Hoe de grondmarkt werkt voor hernieuwbare energietechnieken is niet duidelijk. Dit moet dus nader in kaart worden gebracht. De grondvergoedingen voor windturbines voor het recht van opstal zijn gebaseerd op het delen van het rendement van de turbine.

Een ander belangrijkpunt is het feit dat het Rijk een substantieel deel van de grond in Nederland bezit. Ook de Rijksdiensten met grondbezit zijn verplicht om vergelijkbaar met marktpartijen te handelen.

Alternatieven

Komende tijd gaat het Rijk verder onderzoeken hoe de grondmarkt werkt voor hernieuwbare energietechnieken. Daarbij wordt onder andere in kaart gebracht welke wijzen van grondvergoedingen worden toegepast en hoe deze werken. Ook worden alternatieven voor grondvergoedingen verkend, zoals bijvoorbeeld schadeloosstelling. De ministerraad stelde een ambtelijke werkgroep in voor het onderzoek, waarbij verschillende ministeries zijn betrokken. In het onderzoek wordt in ieder geval gekeken naar de grondvergoedingen voor windturbines, hoogspanningsmasten, gasbuizen, zonneweides en geothermie.

De Federatie Particulier Grondbezit (FPG) ontdekte dat (semi)overheden en leidingleggers - via aan hen gelieerde dochterbedrijven - regelmatig commerciële diensten uitvoeren die meeliften op beschermende wet- en regelgeving. Dit gegeven vormt een serieus aandachtspunt in het onderzoek naar de werking van de grondmarkt bij hernieuwbare energietechnieken. Het doorkruist namelijk de marktconformiteit.

Bij het onderzoek zijn de ministeries van Economische Zaken, Financiën, Algemene Zaken, Infrastructuur & Waterstaat en Binnenlandse Zaken betrokken. Opvallende afwezige is het ministerie van LNV. Wel wordt het Rijksvastgoedbedrijf betrokken, dat een aanmerkelijk belang heeft. De eindconclusies van het onderzoek worden uiterlijk op 1 juni 2018 gepresenteerd.


Meer informatie over dit onderwerp?


Het reactieformulier wordt verstuurd Het contactformulier wordt verstuurd…

Foutje

Er ging iets mis op de server. Probeer het nog eens.

Bedankt!

Wij zullen indien nodig z.s.m. reageren.



> Terug naar het overzicht